Johan Cruijf ArenA (Voorheen Amsterdam Arena)
Op 14 augustus 1996 werd de Amsterdam ArenA officieel geopend door koningin Beatrix (zie foto). Zij trok aan een lin , de doeken gingen voor de tribunes weg en het hele stadion werd zichtbaar. Daarna werd door Frank Rijkaard een fakkel binnengebracht die een week door heel Nederland gedragen was, en die aangestoken is in de Meer, het oude stadion. Het vuur werd overgebracht op een grote fakkel. Daarna wordt er een wedstrijd gespeeld tussen Ajax en AC Milan, die door Ajax met 3-0 verloren wordt. De eerste goal in dit nieuwe stadion wordt gescoord door Dejan Savicevic. De eerste Nederlander die er scoort is John Bosman van FC Twente in een bekerwedstrijd tegen Ajax 2.
De eerste scorende Ajacied is Kiki Musampa. De ArenA is een zeer modern voetbalstadion, maar er kan meer gedaan worden dan voetballen, want het is een multifunctioneel bouwwerk. Er kunnen bijvoorbeeld ook popconcerten worden gehouden. Het bijzonderste onderdeel van de ArenA is het dak. Dit dak kan namelijk open en dicht geschoven worden. Dit is het enige stadion in Europa met afsluitbaar dak, alleen in Canada zijn er twee stadions die dat ook hebben. Als het dak dicht is is het stadion niet hermetisch afgesloten, want er zit twee meter ruimte tussen het schuifdak en het gewone dak. Het dak is in 20 minuten te sluiten. Ook bijzonder is de weg die onder het stadion door loopt. Het stadion is voorzien van twee videoschermen waarop doelpunten en andere actie kunnen worden herhaald. Het stadion is 235 meter lang, 180 meter breed en 78 meter hoog. Het dak bestaat uit twee bewegende panelen van 36 bij 105 meter. Er zijn 51.324 zitplaatsen in de ArenA. Na het overlijden van Johan Cruijff in 2016 – onder velen geliefd en een fenomenale voetballer direct verbonden aan Ajax en speler met wereldwijde faam, werd besloten de Amsterdam Arena een naamwijziging te geven ter nagedachtenis van Johan Cruijff. Hierop is in 2018 vervolgens besloten dat de oorspronkelijke Amsterdam Arena voortaan ‘Johan Cruijff ArenA’ zal gaan heten. Een prachtig eerbetoon!
Olympisch Stadion
Het Olympisch Stadion heeft in de geschiedenis van AFC Ajax een belangrijke rol gespeeld. Het werd tot aan de bouw van de Arena als uitvalsbasis voor stadion ‘de Meer’ gebruikt wanneer er meer dan 20.000 toeschouwers werden verwacht of wanneer bij kunstlicht moest worden gespeeld. Alhoewel het niet was opgezet als voetbalstadion en nooit officieel in bezit is geweest van de club speelde Ajax in het Olympisch Stadion veel belangrijke wedstrijden. Velen koesteren dan ook de zoete herinneringen aan deze betonnen kolos.
Het had niet veel gescheeld of Amsterdam zou de eerste stad in de wereld zijn geweest die haar Olympisch Stadion zou hebben gesloopt. De gemeente had verregaande plannen voor woningbouw, maar door een jarenlange lobby kon eind 1996 afbraak worden voorkomen. Het stadion wordt teruggebracht naar haar oorspronkelijke staat uit 1928. Hiermee blijft voor Amsterdam en Ajax gelukkig een uniek stukje geschiedenis bewaard.
De Gemeente Amsterdam werd in 1921 aangewezen om de Spelen te organiseren en gaf architect Jan Wils de opdracht om een nieuw stadion te bouwen. De hoofdstad had al sinds 1914 een volwaardig stadion binnen haar grenzen dat ruimte bood aan 24.700 mensen, maar ongeschikt was voor de Olympiade doordat er geen atletiekbaan was. Dit stadion in Amsterdam-Zuid was de vaste thuisbasis van voetbalvereniging Blauw Wit. Het werd sporadisch door Ajax gebruikt voor belangrijke wedstrijden, zoals de promotiewedstrijden van 1916.
Op 28 juli 1928 traden 3014 deelnemers uit 46 landen aan voor de negende Olympiade in de moderne tijd. Vooral de voetbalwedstrijden waren populair. Het kwam niet vaak voor dat zoveel landenteams waren verenigd en de eerste tekenen van Oranje-gekte doemden op. Duizenden mensen lagen ‘s nachts voor de deur van de Nederlandse Handelsmaatschappij om in de voorverkoop kaartjes te bemachtigen voor het duel tussen Nederland en wereldkampioen Uruguay. Oranje werd echter met 2-0 door de latere kampioen uitgeschakeld.
Het Olympisch Stadion werd in 1937 flink uitgebreid. Met de bouw van de Kuip in Rotterdam (capaciteit 60.000 bezoekers) had het Olympisch Stadion er een concurrent bijgekregen. Er werden twee betonnen ringen gebouwd, waardoor de capaciteit werd opgevoerd van 34.000 naar 64.000. Na de Spelen kreeg het Olympisch Stadion een multi-functioneel karakter. Met regelmaat vonden er atletiek-, rugby-, hockey-, speedway-, hockey- en wielerwedstrijden plaats. In 1954 startte zelfs de Tour de France er, voor het eerst in de historie buiten Frankrijk. In 1933 vierde Koningin Wilhelmina haar 35ste Jubilieum, de verloving van Prinses.Juliana en Prins Bernhard werd er aangekondigd en de jaarlijks gehouden Olympische dagen waren erg populair.
Hoe dan ook, voetbal bleef publiekstreffer nummer een in het Olympisch Stadion. Blauw Wit werd de vaste bespeler nadat het oude stadion aan de overkant van de weg werd in 1919 afgebroken. Verder werd het Olympisch Stadion vooral gebruikt voor interlands, Europese wedstrijden en de belangrijke wedstrijden van Ajax. Ajax had al te kennen gegeven niet te willen verhuizen want het Houten stadion in de Watergraafsmeer voldeed toen nog aan alle eisen. Daarnaast kreeg Ajax in 1934 met ‘de Meer” haar eigen stadion. Toch had Ajax twee belangrijke redenen om naar het Olympisch Stadion uit te wijken.
De eerste reden had te maken met het aantal verwachte toeschouwers. De Meer was in 1934 berekend op een gemiddelde competitiewedstrijd. De kans dat er meer dan 20.000 bezoekers waren te verwachten was tenslotte in de jaren dertig niet erg groot. Tot aan de invoering van het betaald voetbal in 1954 maakte Ajax slechts sporadisch gebruik van het Olympisch Stadion . De eerste wedstrijd waarvoor Ajax moest uitwijken naar het Olympisch Stadion was in de kampioenscompetitie op 9 maart 1930 waarin Velocitas met 8-0 klop kreeg. Pas met de invoering van de Europa Cup speelde Ajax er regelmatig.
De Meer
De waarde van een voetbalstadion wordt niet bepaald door de bouwkosten doch door het elftal dat er in speelt “. Met deze gedachte toog het bestuur aan het werk voor de plannen van de bouw van het tweede Ajax-stadion. Het zou de nieuwe thuisbasis worden van waaruit Ajax 62 jaar lang opereerde. ‘De Meer’, zoals dit Ajax-stadion al snel heette, werd de thuisbasis van legendarische voetballers als Piet van Reenen, Wim Anderiessen, Rinus Michels, Sjaak Swart, Henk Groot, Johan Cruijff, Piet Keizer, Marco van Basten en talloze anderen gebouwd aan de wereldreputatie van Ajax.
Het nieuwe Ajax-stadion werd geopend op 9 december 1934 met een vriendschappelijke wedstrijd tegen het (thans niet meer bestaande) Stade Francais uit Parijs, Ajax wint met 5-1. De Amsterdamse wethouder Dr. I. H. J. Vos kon een vooruitziende blik niet ontzegd worden. In zijn openingspeech zei hij: Amsterdam heeft zich ( … ) alle moeite gegeven om, in samenwerking met den voortreffelijken bouwmeester (Daan Roodenburgh, red.), van deze voetbal-arena een uitnemend geheel tot stand te brengen”. Het nieuwe stadion was dan ook indrukwekkend. Bij de bouw werd wel nog van lichtmasten afgezien, deze kwamen pas in 1971, maar wel was er een overdekte sportzaal voor bij slecht weer. Een unicum destijds. De capaciteit werd in de loop der jaren uitgebreid van 22.000 naar 29.500 toeschouwers. .
Net als het houten Ajax-stadion is er ook aan ‘de Meer’nog heel wat gesleuteld. In 1965 werd de zittribune tegenover de eretribune overkapt en kreeg deze de naam Reynoldsttribune, ter ere van de legendarische trainer Jack Reynolds die vijfentwintig jaar in Ajax-dienst was. In 1968 werd het Ajax-restaurant gebouwd. Dit ging ten koste van het plantsoen dat voor de hoofdingang lag. In 1985 kregen ook de laatste onoverdekte plaatsen bij Ajax, de beide staantribunes, een overkapping. Een jaar later werden de eerste skyboxen in Nederland geplaatst ten behoeve van de sponsors en meer draagkrachtige bezoekers. Tenslotte kreeg in 1988 de perstribune een facelift en werd de hoofdtribune in 1989 omgedoopt in de Jaap van Praagtribune ter herinnering aan de een jaar eerder overleden erevoorzitter.
Het houten stadion
De totstandkoming van het eerste echte voetbalstadion voor Ajax was eigenlijk noodgedwongen. Plannen voor woningbouw op het veldje in Noord verplichtte Ajax in de zomer van 1907 uit te kijken naar een nieuwe lokatie. Er werden twee velden gevonden aan de Middenweg ter hoogte van het huidige Christiaan Huygensplein in de Gemeente Watergraafsmeer. Wederom midden in de polder. Er zijn geen tribunes, geen kleedgelegenheid en geen waterleiding, maar het lag wel dichter bij de stad en er was ruimte voor bijvelden. Als verkleedruimte werd het café Brokelmann aan de overkant van de weg gebruikt. Kortom, een ideale lokatie. Op deze lokatie werden voor het eerst in de Ajax-geschiedenis echte tribunes gebouwd. Bij de promotie naar de eerste divisie in 1911 verrees er aan de lange zijde van het veld een overdekte en aan de korte zijde een staantribune.
Het ‘Houten stadion’, zoals deze in de volksmond werd genoemd, werd een plek waar je gezien wilde worden. Voor de hoofdtribune lag een brede promenade waar optochten en andere festiviteiten werden gehouden. Het uiterlijk van het stadion werd in 1916 nog eens ingrijpend veranderd. De voorzitter van Ajax, zakenman Wim Eggerman, liet langs de andere zijden nog twee tribunes bouwen. Toch bleek het houten stadion op de lange duur te klein. In de ‘Gouden Eeuw’ van Ajax, begin jaren dertig, werden vier landstitels op rij gewonnen en het aantal toeschouwers nam per wedstrijd toe. In de laatste competitiewedstrijd in het stadion tegen Feyenoord op 11 november 1934 konden zelfs geen corners meer worden genomen. De 15.000 toeschouwers stonden elkaar langs te lijn te verdringen.